'k Werd wakker die ochtend, de zon stond al hoog Met stekende koppijn en m'n mond was droog En naast mij lag een onbekende chick. Ik zei: Excuseer dat ik u derangeer Maar waarvan ken ik u ook alweer Maar zei riep: Ga toch hene viezerik Zo stond ik op street in een vloek en een smak Geen hemd aan m'n lijf en geen poen in me zak En dacht opeens: Wie ben ik ook al weer M'n brein was leeg of was het altijd geweest M'n hele herinnering gaf de geest En zoiets geks heb ik nou elke keer Je raakt in paniek dat er iemand jou kent Terwijl je nog zelf niet weet wie je bent Iemand die je liever was ontgaan Een meisjeskostschool kwam voorbij Die riepen "Dag pappie" tegen mij Zoiets verontrust je, daar kunt u van opaan Maar wat een verrassing, daar hing mijn portret Zomaar op straat op een schutting gezet Misschien was ik het hoofd der republiek wel Ik liep er snel heen want er stond nog iets bij Wat weer niet zo aardig was voor mij Gezocht; beloning vijftigduizend piek Dan kijk je ineens nerveus om je heen Springt van je een op je andere been Een feestartikelenwinkel duik je in Daar bestel je dan haastig een bruine snor Want, o stel je voor, je komt in de nor En gratis nog een sikkie voor je kin Een eethuisje in aan het eind van de stoep Daar viel dan gelijk al m'n sik in de soep Het dienstertje klom gillend in 't gordijn Een dame viel flauw en de schol die ze at Vloog met een boog in de mand van de kat En m'n snor hing in m'n glaasie wijn De mensen die riepen: We kennen die vent Maar dat was nu juist mijn mankement Mensen, heus, ik weet niet wie ik ben De schotels die vlogen om m'n hoofd Niet uit de ruimte maar uit de alkoof En haastig nam ik de kuierlatten Zo trek ik maar verder, gevloekt en geplaagd Met pek en met veren de stad uit gejaagd Overnachtend in een kippenren Thans leef ik gelukkig in een hut bij het meer Ik herinner me lekker toch niks meer En hoef niet meer te weten wie ik ben